Oppositie, coalitie. Waarom doen we dat eigenlijk? Zeker als je weet dat het op de lange termijn alleen maar nadelen heeft.
Ik zag een tijdje terug een oproep voorbij komen voor een training Coalitie Vorming. Voor ambtenaren. En ik dacht: dat is vreemd. Vreemd dat het een training voor ambtenaren is terwijl het een overduidelijk politiek proces betreft maar ook vreemd omdat ik me afvraag: waarom gaan we er zonder meer van uit dat dit de manier is. Dat het zo moet? Stelt iemand zich nog überhaupt de vraag of het ook anders kan?
Zo’n vraag blijft dan in mijn hoofd ronddraaien en hoe langer ik erover nadenk hoe sterker ik ervan overtuigd wordt dat het anders kan. En zelfs: dat het anders moet!
Want laten we eens even kijken wat we eigenlijk doen als we werken met een coalitie en een oppositie. Ik neem dan voor het gemak even de gemeenteraad verkiezingen. In maart dit jaar staan ze weer op de agenda. Ik neem verder even Gouda als voorbeeld, de gemeente waar ik zelf woon.
Gouda kent73.181 inwoners. Die kiezen (de kiesgerechtigden daarvan) in maart van dit jaar 35 raadsleden. De oorspronkelijke gedachte hierachter is dat deze 35 mensen sámen de belangen van de 73.181 inwoners vertegenwoordigen en die dingen voor elkaar boksen die anders vanuit de samenleving niet van de grond zouden komen.
Het eerste dat we na de verkiezingsuitslag doen is deze groep van 35 mensen in tweeën verdelen. Een coalitie, de meerderheid, en de oppositie, de minderheid. In de praktijk moet die coalitie tegenwoordig bij elkaar worden geschraapt door van tal van fracties (de huidige gemeenteraad van Gouda kent maar liefst 14 fracties) een combinatie te vinden waarbij de overeenkomsten met elkaar groter zijn dan de verschillen.
Maar eigenlijk gaat het vormen van een coalitie veel meer over de vraag: wie zit er de komende vier jaar op het pluche? Wie hebben het voor het zeggen? En daar begint dus de tweedeling en daarmee het zelf creëren van een nadeel voor iedereen.
De coalitie zit op het pluche, heeft het voor het zeggen. De oppositie staat aan de zijlijn. De coalitie heeft de kans om te scoren. Zij leveren de wethouders, zij domineren het beleid. De oppositie speelt de rol van luis in de pels, de criticaster.
De enige manier die de oppositie heeft om op het pluche te komen, is door aan te tonen hoe slecht de coalitie het doet.
En dan begint het spel. Het spel dat alleen maar slecht kan aflopen. De coalitie (In Gouda zo’n 18 raadsleden verdeeld over 5 fracties) doet zijn stinkende best om in de enorme complexiteit problemen op te lossen, resultaten te boeken en om dit een beetje leuk voor het voetlicht te brengen. (In dit laatste zijn wij in Nederland heel erg slecht, we hebben het niet zo graag over wat we goed doen.)
De oppositie (17 raadsleden verdeeld over 9 fracties) doet vervolgens zijn stinkende best om aan te tonen waar de coalitie het laat liggen. In resultaten, acties, intenties, rechtvaardigheid, noem maar op. En weet je: dat lukt altijd. Want er is niets zo complex als de discipline waarin de overheid zich beweegt.
En de burger? Die krijgt wekelijks een show opgevoerd van aan de ene kant de coalitie die steeds maar zegt: wij weten hoe het moet, we doen het goed, luister naar ons. En aan de andere kant de oppositie die zegt: ze liegen, het klopt niet, wij weten het beter, jullie worden bedrogen.
Dan is het dus niet zo vreemd dat de gewone burger geen vertrouwen meer heeft in de politiek. En dat als een gevolg daarvan, er ook steeds minder animo is om politiek actief te zijn. Want je weet van te voren hoe moeilijk het zal worden om een beetje positieve resultaten te boeken en ook hoe ongelooflijk veel kritiek je te verduren zal krijgen.
Maar wat nou als we dat anderen doen? Wat nou als we in plaats van te denken in coalitie en oppositie eens zouden zeggen: we doen het met zijn allen. In het geval van Gouda: 35 gemeenteraadsleden die met elkaar samen het beleid bepalen. 35 mensen die het ook eensgezind uitdragen. Die echt als een eenheid naar buiten treden. Die uit kunnen leggen waarom een besluit is genomen in plaats van te roepen hoe het anders had gemoeten.
Dat vraagt natuurlijk wel een andere manier van kijken, van denken en van met elkaar omgaan. Niet meer vanuit: hoe toon ik aan dat die ander het niet goed genoeg doet? Maar vanuit: hoe bereiken we met elkaar het best mogelijke resultaat gegeven de omstandigheden?
Misschien klinkt dit als een utopie. Als een heel ver ideaal dat nooit realiseerbaar zal zijn. Niets is, gelukkig, minder waar.
In Zuid-Afrika is dit namelijk de aanpak geweest die ervoor heeft gezorgd dat na de afschaffing van de apartheid daar niet een “andere apartheid” of een “omgekeerde apartheid” voor in de plaats kwam. De methodiek heet Deep Democracy en ik heb zelf al meermalen mogen ervaren hoe fantastisch de resultaten hiermee zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat deze methodiek ook op raadsniveau mogelijk is, wenselijk is, noodzakelijk is. Ik ben ervan overtuigd dat dit uiteindelijk zoveel meerwaarde op gaat leveren voor iedereen die erbij betrokken is. Ik wéét dat het kan werken. Ik heb het al meermalen mogen zien gebeuren.
Wat denk jij? Is dit iets voor de raad in jouw gemeente? Dan is het nú tijd om met elkaar in contact te komen!